Grammaire néerlandaise

X.Le verbe

Formes progressives

 

Ces formes correspondent à = "être en train de, être occupé à" en français.

 

1° On peut employer les verbes staan, liggen, zitten, hangen + TE + infinitif

 

Hij

stond

op zijn vrouw

te

wachten

We

zaten

een boek

lezen

De kat

ligt

naast mij

slapen

Mijn hemd

hing

in de zon

drogen

 

Chacun de ces verbes correspond à un contexte :

                   We zaten een boek te lezen.  = nous étions en train de lire un livre (sous-entendu : assis) Le  néerlandais fait cette distinction lorsque c'est possible.

 

Aux temps composés, ces formes s'emploient sans "te", et on emploie un double infinitif :

                   Hoe lang heeft hij daar staan wachten ?

                   Ze heeft  een uurtje liggen slapen.

 

2° On peut employer ZIJN  + AAN HET + infinitif

                   We zijn aan het werken.