Grammaire néerlandaise

V.Les possessifs

A. LES ADJECTIFS POSSESSIFS

Ik rijd             met mijn wagen

Je  rijdt           met je wagen

U rijdt            met uw wagen.

Hij rijdt          met zijn wagen

ze rijdt            met haar wagen.

We rijden       met onze wagen

Jullie rijden    met je wagen.

Ze rijden        met hun wagen.

Attention :  

1° ONZE  devient  ONS  devant un nom neutre singulier.

                   De wagen staat voor ons huis.

2° En français la forme du possessif de la 3è personne change  d'après le genre de la chose possédée ( "son bateau", mais "sa voiture", car "voiture est féminin). En néerlandais la forme du possessif 3ème personne ne change pas d'après le genre de la chose possédée, mais d'après le genre du possesseur.

                   Jan rijdt met zijn wagen (possesseur masculin)

                   Annemie rijdt met haar wagen (possesseur féminin)

3° Attention à la différence entre les formes normales et les formes accentuées :

                   Dit is mijn (prononcez comme dans "het") boek. 

                   Dit is mijn (prononcez comme dans "wijn") boek.  (= forme accentuée)

A la 2è personne du singulier, la forme accentuée est différente de la forme normale :

                   Dit is je boek.

                   Dit is jouw boek. (= forme accentuée)